Geometrische regels
De meeste regels zijn gebaseerd op twee geometrieën. We overlopen eerst alle mogelijke geometrieën die men kan gebruiken in regels.
Geometrieën
Dit zijn alle mogelijke geometrieën die men kan gebruiken in regels:
• punt
• lijn
• cirkel
• vlak
• spline
• ellipse
• cilinder
• helix (spiraal)
• kegel
• torus
• bol
Elk element dat we tekenen bestaat uit een verzameling van geometrieën.
Een rechthoekige plaat bestaat uit de volgende geometriën (we noemen dit sub-geometrieën van de plaat):
• 8 punten
• 12 lijnen
• 6 vlakken
Als de plaat gaten of zaagpatronen heeft, dan heeft de plaat uiteraard meer sub-geometrieën. Ook die subgeometriën kan men toepassen in regels.
Regels
Een regel bepaalt de relatie tussen twee (sub)geometrieën.
Een regel kan zowel tussen 2 subgeometrieën van hetzelfde element liggen of tussen 2 verschillende elementen.
We overlopen elk soort regel en geven een voorbeeld.
Evenwijdig
Voorbeeld:
• 2 evenwijdige vlakken: 2 zijdes van een plaat evenwijdige om een rechthoekige plaat te bekomen
• een vlak evenwijdig aan een lijn
Op elkaar
Voorbeeld:
• een vlak op een ander vlak: Het onderste vlak van een kopplaat op het bovenste snedevlak van de kolom
Deze regel kan ook tussen een cilinder en een vlak, een cilinder en een punt, ... gebruikt worden. Cilinders komen voor bij het toepassen van regels op ronde buizen of gebogen profielen.
Loodrecht op elkaar
Voorbeeld:
• loodrechte vlakken: om een rechthoekige plaat te bekomen
Centers op elkaar
Omdat het centerpunt van een cirkel of de centerlijn van een cilinder niet zichtbaar zijn, bestaat deze regel om cirkels of cilinders op elkaar te leggen.
Raaklijn
Deze regel kan enkel in de volgende combinaties gebruikt worden:
lijn of vlak tegenover cirkel of cilinder
Gelijke straal
Handige regel om het aantal dimensies te verminderen. Bijvoorbeeld een plaat met ronde afrondingen (fillet). Men hoeft maar één cirkel of cilinder te bematen, en met deze regel alle stralen gelijk maken.
De volgende regels zijn dimensies. Verder in de handleiding wordt uitgelegd hoe en wanneer de waardes ervan aangepast kunnen worden.
Afstand
Deze dimensie wordt tussen twee (sub)geometrieën geplaatst.
Let op dat deze dimensie automatisch ook een evenwijdig regel is wanneer het op vlak(ken) geplaatst wordt: we kunnen namelijk de afstand tussen twee vlakken niet bepalen als ze niet evenwijdig zijn. Het zou dus overbodig zijn twee vlakken of een vlak en een lijn evenwijdig te maken als er ook een afstand tussen staat.
Hoek
Deze dimensie wordt tussen twee (sub)geometrieën geplaatst.
Een hoek plaatsen kan omslachtig zijn, daarom raden we aan enkel een hoekdimensie te plaatsen als het niet anders kan: Als je hetzelfde resultaat kan bekomen zonder hoeken, voer het dan uit zonder hoeken.
Straal
Met deze dimensie kan je de straal van een cirkel of een cilinder bepalen.